SV | Dat een iegelijk zijn knecht, en een iegelijk zijn maagd, zijnde een Hebreer of een Hebreinne, zou laten vrijgaan; zodat niemand zich van hen, van een Jood, zijn broeder, zou doen dienen. |
WLC | לְ֠שַׁלַּח אִ֣ישׁ אֶת־עַבְדֹּ֞ו וְאִ֧ישׁ אֶת־שִׁפְחָתֹ֛ו הָעִבְרִ֥י וְהָעִבְרִיָּ֖ה חָפְשִׁ֑ים לְבִלְתִּ֧י עֲבָד־בָּ֛ם בִּיהוּדִ֥י אָחִ֖יהוּ אִֽישׁ׃ |
Trans. | ləšallaḥ ’îš ’eṯ-‘aḇədwō wə’îš ’eṯ-šifəḥāṯwō hā‘iḇərî wəhā‘iḇərîyâ ḥāfəšîm ləḇilətî ‘ăḇāḏ-bām bîhûḏî ’āḥîhû ’îš: |
Dat een iegelijk zijn knecht, en een iegelijk zijn maagd, zijnde een Hebreer of een Hebreinne, zou laten vrijgaan; zodat niemand zich van hen, van een Jood, zijn broeder, zou doen dienen.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
Dat een iegelijk zijn knecht, en een iegelijk zijn maagd, zijnde een Hebreer of een Hebreinne, zou laten vrijgaan; zodat niemand zich van hen, van een Jood, zijn broeder, zou doen dienen.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!